HORTENSE de BEAUHARNAIS

DAUGHTER OF AN EMPRESS
QUEEN OF HOLLAND
MOTHER OF AN EMPEROR

zaterdag 31 oktober 2009

Attribué à Jacob Frères
Cartonnier de Napoléon Ier et de Joséphine
provenant de la bibliothèque de
La Malmaison, après 1796
Acajou, amarante, chêne, cuir, carto, marbre,
cuivre, brone doré - 151 x 102 x 41 cm
Montréal, Musée des Beaux-Arts

woensdag 28 oktober 2009

Thérésa Tallien

She was born Juana María Ignazia Teresa de Cabarrús y Galabert in Carabanchel Alto, Madrid, Spain to François Cabarrus, a French financier, and Maria Antonia Galabert, the daughter of a French industrialist based in Spain. Thérésa's father founded and governed the bank of San Carlos, which became the Royal Bank of Spain, and was King Joseph I of Spain's Minister of Finance. In 1789, he was knighted by King Charles IV of Spain with the title of count.

From 1778 to 1783, Thérésa was raised by nuns in France. She was a student of the painter Jean-Baptiste Isabey. She returned home to the family castle briefly in 1785, and then her father sent her back to France at twelve years old to complete her education and get married.

The first of her many love affairs was with Alexandre de Laborde; however, the young couple was forced to separate as de Laborde's powerful father, Jean-Joseph de Laborde, disapproved of her. Cabarrus then arranged for his "very beautiful" daughter to marry a rich, powerful Frenchman in order to strengthen his position in France. On February 21, 1788, Thérésa was married to Jean Jacques Devin Fontenay (1762-1817), the last Marquis de Fontenay, a wealthy aristocrat described as small, red and ugly. The bride was fourteen years old. Even though in the 1780s Thérésa had begun to take an interest in Liberalism and the principles of the Revolution, she was presented at the court of King Louis XVI. The newlyweds visited the royal court of Spain as well. On May 2, 1789, Thérésa had a son, Devin Théodore de Fontenay (1789-1815), whose father was perhaps Felix le Peletier de Saint-Fargeau, brother of Louis-Michel le Peletier de Saint-Fargeau.

When her husband fled at the outbreak of the Revolution in 1789, she resumed her maiden name and obtained a divorce in 1791. She took refuge in Bordeaux, where she was arrested and jailed as the former wife of an émigré aristocrat. She met Jean Lambert Tallien,

the Commissary of the National Convention, who saved her from the guillotine, and became his mistress; through his influence, Thérésa Tallien obtained the release of many prisoners. She accompanied him when he was recalled to Paris, only to be imprisoned on Maximilien Robespierre's orders first in La Force prison, then in Carmes prison where she met Joséphine de Beauharnais. She married Tallien on 26 December 1794. She and Tallien had a daughter, Thermidor Tallien (1795-1862) who married Count Felix de Narbonne-Pelet in 1815.

Her husband joined the conspiracy to oust Robespierre, and on July 27, 1794 (9 Thermidor), Thérésa was released. Tallien had arranged her liberation, and soon after that of Joséphine de Beauharnais. Thérésa was a moderating influence on her husband: after the outbreak of the Thermidorian Reaction, she earned the moniker Notre-Dame de Thermidor ("Our Lady of Thermidor") as the person who was most likely to intervene in favor of the detained.


Thérésa became one of the leaders of the Parisian social life. Her salon was famous and she was one of the originators of the Neo-Grec women's fashion of the French Directory period. She was a very colorful figure; one story is that she was said to bathe in the juice of strawberries for their healing properties. She once arrived at the Tuileries Palace, the then chief residence of Napoleon Bonaparte, supported by a black page, with six sapphire rings in the feet, eight in the hands, two gold bracelets in the ankles, eighteen in the arms and a forehead band full of rubies. On another occasion she appeared at the Paris Opera wearing a white silk dress without sleeves and not wearing any underwear. Charles Maurice de Talleyrand commented: "Il n'est pas possible de s'exposer plus somptueusement!" ("It is not possible to exhibit oneself more sumptuously!").

Marriage to Riquet
Tallien's power waned and he and Thérésa divorced in 1802. After a brief flirtation with Napoleon, she moved first to the powerful Paul Barras, whose former mistress was Napoleon's first wife Joséphine; then to the millionaire speculator Gabriel-Julien Ouvrard (with whom she had four children); and finally, attempting to regain respectability and to get away from Paris, she married the much younger François-Joseph-Philippe de Riquet, Comte de Caraman, on 22 August 1805 - he had become the sixteenth Prince of Chimay after the death of his childless uncle in 1804. She spent the rest of her life first in Paris, then on the Chimay estates (now in Belgium). After the Battle of Waterloo in 1815, these became part of the United Kingdom of the Netherlands.


She had become one of the most famous women of her age, and she resented this role. Once when she appeared at the Louvre accompanied by her children, so many spectators flocked to see her up close, that she had to escape down a staircase to save herself. The marriage to Caraman meant that she returned to the class in which she had been born - and educated.

The couple invited musicians such as Daniel Auber, Rodolphe Kreutzer, Luigi Cherubini, Charles de Bériot and Maria Malibran to Paris and later to Chimay, where Thérésa held a little court. Cherubini composed his Mass in fa at their castle there.

Thérésa died in Chimay, where she was interred with François-Joseph de Riquet under the sacristy of the local church where a memorial stands to her memory. She bore ten children during her various liaisons, including Joseph de Riquet, first son of François-Joseph-Philippe, who became the seventeenth Prince of Chimay in 1843.

Children
Thérésa bore ten children by various husbands and lovers. Her firstborn was her son Antoine François Julien Théodore Denis Ignace de Fontenay (1789-1815), followed by a daughter, Rose Thermidor Thérésa Tallien (1795-1862).

She had one child by Barras, born in 1797, who died at birth.

Ouvrard was allegedly the father of four of her children, born during her marriage to Tallien:
 

Charles-Maurice de Talleyrand

Van 1788 tot 1791 was hij bisschop van Autun. In 1789 sloot hij zich aan bij de Nationale Grondwetgevende Vergadering van de Derde stand en werkte hij mee aan de Déclaration des Droits de l’Homme et des Citoyens. Op zijn voorstel ging de Nationale Vergadering over tot secularisatie van de geestelijke goederen. In 1790 werd door hem een mis opgedragen op het Champ de Mars ter herdenking van de val van de Bastille.

Omdat hij in 1791 de eed op de grondwet aflegde (als eerste katholieke geestelijke), werd hij door paus Pius VI geëxcommuniceerd. Gedurende de Terreur verbleef hij - wegens zijn connecties met Lodewijk XVI - veiligheidshalve in Engeland en de Verenigde Staten. Na zijn terugkeer was hij van 1797 tot 1807 minister van Buitenlandse Zaken, en opvolger van Charles Delacroix.

Hij steunde Napoleon Bonaparte bij de staatsgreep van 18 Brumaire in 1799. Hij werd Napoleons topdiplomaat, maar werd tot wanhoop gedreven door diens tomeloze veroveringsdrift die volgens Talleyrand wel een keer fout moest aflopen; zo bezwoer hij Napoleon in 1808 om zich niet in het Spaanse wespennest te steken, maar tevergeefs. Het liep inderdaad op een ramp uit, en leidde tot een nieuw type oorlog: de guerrilla, die gesteund werd door Britse invasietroepen. In september 1808, toen Napoleon daar trachtte een alliantie met Rusland aan te gaan, merkte Talleyrand achter diens rug om tegen de tsaar op: "het Franse volk is beschaafd, maar zijn keizer is het niet; de soeverein der Russen is beschaafd, maar zijn volk niet". De onderhandelingen liepen dan ook op niets uit. Dit 'verraad van Erfurt' zou hij in zijn memoires omschrijven als de redding van het machtsevenwicht in Europa.

Als Napoleon eind 1808 in Spanje verblijft wegens de escalerende oorlog aldaar, wordt in Parijs een tijd lang niets van hem vernomen en er ontstaan geruchten dat hij dood is. Talleyrand raakt betrokken bij plannen om keizerin Josephine dan maar tot regentes uit te roepen. Napoleon keert in januari 1809 terug en komt achter deze 'samenzweerderij'. In een dertig minuten durend onderhoud wordt Talleyrand de huid vol gescholden ('een zijden kous vol stront') en hij wordt ontslagen. Hij weet een totale val in ongenade te voorkomen en treedt zelfs af en toe op als adviseur. Hij was al "Grand Chambellan" maar als het keizerrijk op instorten staat benoemt Napoleon hem in januari 1814 tot lid van de regentschapsraad. Als enig lid van deze raad blijft hij door een list in Parijs als de coalitietroepen de hoofdstad naderen. Hij kan daarop de onderhandelingen met de vijand beginnen en de senaat voor bekrachtiging van deze onderhandelingen bijeenroepen.

Na de val van Napoleon zette hij zich in voor de terugkeer van de Bourbons. Na het aftreden van de keizer in 1814 kreeg Talleyrand de leiding over de voorlopige regering. Lodewijk XVIII benoemde hem opnieuw tot minister van Buitenlandse Zaken.

Talleyrand nam in 1815 deel aan het Congres van Wenen en bewerkstelligde de terugkeer van de Bourbons in Napels. Omdat hij niet bij machte was gunstiger voorwaarden voor Frankrijk binnen te halen, trad hij af. Na de Julirevolutie werd hij benoemd tot Frans ambassadeur te Londen (1830-1834) en werkte mee aan het regelen van de Belgische kwestie.

zondag 25 oktober 2009

Citaten van Charles Maurice de Talleyrand


""Geestigheid dient tot alles, maar leidt tot niets."
Frans: "L'esprit sert à tout, mais il ne mène à rien."

"Hij denkt dat hij doof is omdat hij niet langer van zich hoort spreken."

"Hoed u voor eerste opwellingen; ze zijn bijna altijd juist."

"Niets kalmeert zó als een genomen besluit."
Frans: "Rien ne calme comme une décision prise."
Citaat afkomstig uit: Pensées (1912)

"Spreek nooit kwaad van uzelf, dat zullen uw vrienden wel voor u doen."

"Verwaarloos de eerste indruk niet, hij is de goede, vooral wanneer hij slecht is."

Madame Talleyrand-Périgord

Madame Grand (Catherine Noele Worlée, 1762–1835), Later Madame Talleyrand-Périgord, Princesse de Bénévent, 1783
Élisabeth Louise Vigée Le Brun (French, 1755–1842)
Was born in India and married George Grand, an Englishman in the colonial civil service. After amorous adventures in Calcutta and London, she settled in Paris in 1783, the year this portrait was exhibited at the Salon. She was eventually divorced and in 1802 married the diplomat Talleyrand. Contemporary descriptions of Madame Grand's Nordic beauty match her appearance here. Her expression, reminiscent of the seventeenth-century Italian painter Guido Reni, may also have been intended to suggest her indolent and ingenuous nature.

Eugène de Beauharnais, de broer van Hortense.


Prinses Auguste Amalia Ludovika (Straatsbug, Duitsland, 21 juni 1788 - München, Duitsland, 13 mei 1851), was de oudste dochter van Maximilian I Joseph van Beieren en Auguste Wilhelmine van Hessen-Darmstadt.




Kashmir shawl, c.1810




The body of the shawl is fashioned from fine black wool twill. The sides and ends are bordered with hand woven panels. The ends are finished with different colored sections pieced together and hand embroidered with stylized designs. Each end has a unique combination of colors.
The hand embroidery creates a work of wearable art! Note especially the whimsical hand-embroidered flowers just above the woven end panels.
In the late 18th century, Europeans started importing these expensive shawls. They also appropriated the motifs and adapted them to embroidery and print designs. This superb period shawl was probably hand embroidered in Persia for the Western market.
The Neoclassical or Empire style (after the Emperor Napoleon) exercised a profound influence in the early 19th century on all the arts, not least the decorative arts. The discovery of the ruins at Pompeii in 1748 was the spark that lit the flame of Neoclassicism in the arts.

zaterdag 24 oktober 2009

Mode/Fashion

Kleding tijdens de Empire: 1800 – 1815
Na de Franse Revolutie kwam in Frankrijk Napoléon Bonaparte aan de macht. Deze legerbevelhebber veroverde delen van Italië en werd na een periode als consul door de senaat tot "Keizer der Fransen" uitroepen. Napoléon vergeleek zijn macht met die van de Romeinse keizers. Napoleon brengt zijn keizerlijke macht in beeld door symbolen van Romeinse keizers te imiteren, zoals adelaars en lauwerkransen. Ook doordat aan het einde van de 18de eeuw de Romeinse steden Pompeï en Herculaneum werden opgegraven, kwam de Romeinse oudheid weer in de belangstelling; er was sprake van een Klassieke opleving. Deze Klassieke opleving zette zich ook door in de mode. Voor de dames werd nu het ideaal: gekleed te gaan als een Griekse of Romeinse dame uit de Oudheid. De Franse dames probeerden dit na te volgen door zo min mogelijk ondergoed onder dunne soepele bovenkleding te dragen. Dat betekende: geen korset of onderrok. Dit imiteren van de mode uit de oudheid wordt wel de”naakte mode” genoemd. De dames en leden graag kou om maar volgens de laatste mode gekleed te gaan.

Vrouwen:
Zij droegen een eenvoudige vormloze japon met korte mouwtjes.













De taille zit hoog, net onder de borsten. Vlak onder de buste en aan de wijd uitgesneden hals werd de jurk met een bandje ingerimpeld. Dit doet denken aan de tunica die met een koord om het middel werd vastgebonden. Er worden doorzichtige stoffen gebruikt, zoals mousseline en tule


Als de schaars geklede dames dan toch naar buiten gingen, droegen zij geen jas, maar zoals de Romeinen, enorme rechthoekige shawls: ook wel stola’s genoemd. Geliefd waren kasjmier sjaals, van geitenhaar, gemaakt in Kashmir, India. Deze uiterst kostbare kashmirsjaals waren een felbegeerd, modieus statussymbool.
http://hal.ucr.edu/~cathy/dress/shawl.html

Aan de voeten droeg men lichte zijden schoentjes zonder hak, die zo laag waren uitgesneden, dat zij met banden, die om het onderbeen werden gewikkeld, tegen het uitslippen moesten worden beschermd.

In Nederland volgden de dames van stand deze Franse mode pas laat en bovendien erg aarzelend. Erg behaaglijk was de dunne jurkjes in ons klimaat natuurlijk niet.
Om toch mee te kunnen doen, kleedden de dames zich in huidkleurige maillots en warme onderrokken. Maar dat stond natuurlijk niet zo zwoel als de transparante jurken uit Frankrijk.
Toen Napoleon in 1804 na zijn overwinningen uiteindelijk tot keizer was gekroond, kwam er in Frankrijk weer een hof met voorgeschreven kleding. Deze periode van 1804 tot 1814 noemen we “Keizerrijk” of “Empire”. Frankrijk gaf voor heel Europa de toon aan. De belangstelling voor de Romeinse tijd werd groter.

Vrouwen
De dameskleding had zich hier al bij aangepast, maar in het Empire werden de stoffen nu zwaarder en luxueuzer en de modellen strakker, zodat er nu geen sprake meer was van een “naakte mode”. Een Empirejapon had een vrij nauwe eenvoudige rok, een zeer hoge taille, en een zeer wijd decolleté, zodat het bovenstukje heel kort was. De Empirejapon heeft korte pofmouwtjes. Soms wordt er op de schouders een rechtopstaande waaiervormige kantgarnering aangebracht, die van achteren naar voren de zijkanten van de halsopening afgewerkt

Mannen
Ook de mannen kregen hun eigen mode.
Voor de herenkleding wordt naar Engeland gekeken. Hij draagt een strakke kniebroek, een jas met lange achterpanden en een halsdoek, die losjes om het opstaande boord wordt geknoopt.

Hoeden:
De driessteek uit de 18e eeuw is nu veranderd in een tweesteek, die dwars werd opgezet en waarmee we Napoleon zo vaak zien afgebeeld.
Ook worden nu bolvormige- en hoge hoeden gedragen.

Haardracht:
De dameskapsels uit deze tijd lijken veel op die van de Grieken en Romeinse dames. Vaak worden diademen gedragen. Evenals armbanden en oorsieraden zijn deze vaak versierd met cameeën, stenen waarin een antiek vrouwenkopje is uitgesneden.
De mannen sneden hun haar naar voorbeeld van de Romeinse keizers kort gesneden, van voren naar beneden gekamd en recht boven de wenkbrauwen afgeknipt.

De dameskleding van 1815 tot 1865

Tussen 1815 en 1820 verdwijnt de Empirelijn. Dit betekend dat de taille zakt en dat het decolleté hoger wordt. Tussen 1820 en 1830 verandert de dameskleding sterk.
De dames gaan zich wederom insnoeren in de taille en door de vele onderrokken gaat de bovenrok weer hoe langer hoe wijder uitstaan.
Van boven krijgt de japon ook een verbreding door mouwen die bij de inzet enorm wijd waren en naar beneden nauwer uitliepen. Deze mouwen bedekten weer de gehele arm.

De 19e eeuw
Door de Franse revolutie kwam er een einde aan de overdadige versieringen van de kleding. In de tijd van Napoleon droeg men de zogenaamde ‘empirekleding’, maar ook daarna kwamen er weer grote veranderingen. De kleding van de vrouw veranderde helemaal. Jurken werden van dikker materiaal gemaakt en sloten hoger aan. Ook werd de rok weer wijder.
Na 1850 werden de rokken zelfs heel wijd. De onderrokken werden in die tijd verstevigd door paardenhaar. Natuurlijk was deze kleding erg onhandig en de ‘tournure’ deed zijn intrede. Dit was een rok, die alleen extra ruimte had aan de achterkant. Dit benadrukte het achterwerk van de vrouwen. Een erg belangrijk feit in de 19e eeuw is de opening van het eerste Haute-couture huis in 1858 in Parijs. Dit werd gedaan door modeontwerper Charles Frederick Worth.

De Romantiek (1830-1860)
Vanaf de 19e eeuw begint mode pas echt een rol te spelen binnen de kledingdracht. De periode van de Romantiek is daar een goed voorbeeld van. Door de industrialisatie ontstaat werkloosheid. Er zijn grote verschillen tussen arm en rijk. Niet langer bepaald het hof het modebeeld, maar de burgers die rijk geworden zijn door de industrie.

De romantiek staat voor heimwee naar het verleden en dit is soms ook te zien in de dameskleding. De modebewuste vrouw droeg in de Romantiek een zeer wijde rok en een grote luifelhoed. Bovendien had zij afhangende schouders en een zeer smalle taille, maar niet alleen het verleden speelde een grote rol. Tegelijkertijd protesteerde vrouwen tegen hun ongemakkelijke kleding. De meest gebruikte stoffen waren: katoen, wol, zijde, tafzijde en batist. Deze stoffen zijn een stuk beter te verwerken en veel lichter en soepeler dan stoffen die in eerdere periode gebruikt werden. Ook in de kleuren en patroon kwam een verandering. Men ging gebruik maken van pasteltinten en smalle strepen of kleine bloemetjes.



Na 1850 werd de crinoline populair, in de volksmond hoepelrok genoemd.
Voor de man kwamen er ook belangrijke veranderingen: het pak deed zijn intrede. Dit tijdloze kledingstuk zou 150 jaar lang hetzelfde gedragen worden: een effen jasje en broek met een vestje. Vaak had het vestje felgekleurde ruiten. Er was grote ophef toen George Sand, een Franse schrijfster, voor het eerst in het openbaar een lange broek droeg.

vrijdag 23 oktober 2009

The château Saint-Cloud

The château was declared a bien national and emptied by the Revolutionary sales.

The Saint-Cloud orangery was the setting for the coup d'état of 18 Brumaire (10 November 1799),
in which the Directoire was suppressed and the Consulat declared. Less than five years later, Napoléon Bonaparte was proclaimed as Emperor of the French on 18 May 1804 at Saint-Cloud. Saint-Cloud was later used by Bonaparte's family and was their main seat along with the Palais des Tuileries in Paris.

19th century
The ruins in 1871 Napoleon made Saint-Cloud his preferred residence and transformed the Salon de Vénus to a throne room, which Saint-Cloud had naturally lacked, but neither he nor the occupants to follow did much more to Saint-Cloud than works of interior decoration. When the Prussians captured it in 1814, they supposedly found Altdorfer's The Battle of Alexander at Issus hanging in the Emperor's bathroom.

It was at Saint-Cloud once again, in Monsieur's Galerie d'Apollon, that Napoléon III invested himself as Emperor of the French on 1 December 1852. During the Second Empire, Napoléon III and empress Eugénie held court at Saint-Cloud in the spring and the autumn. Napoléon III had the orangery demolished in 1862, and Eugénie transformed the bedroom of Madame into a salon in Louis XVI style.

At Saint-Cloud, Napoléon III declared war on Prussia on 28 July 1870. The heights dominating Paris were occupied by the Prussians during the siege of Paris, who shelled Paris from the grounds of the château. Counter-fire from the French hit the building, and it caught fire and burned out on 13 October 1870. Fortunately, much of its contents had been removed by Empress Eugénie after war was declared.
The burnt-out shell.The standing roofless walls were finally razed in 1891. The pediment of the château's right wing, one of the preserved parts of the building, was bought by Ferdinand I of Bulgaria and integrated in his palace Euxinograd on the Black Sea coast.
Today, only a few outbuildings and its park of 460 hectares remains, constituting the Domaine national de Saint-Cloud. It includes the garden à la française designed by Le Nôtre, Marie-Antoinette's flower garden (where roses for the French state are grown), a garden à l'anglaise from the 1820s (the Trocadéro garden), ten fountains, and a viewpoint of Paris known as "la lanterne", because a lantern was lit there when the Emperor Napoléon I was in residence.

The Pavillon de Breteuil in the park has been the home of the General Conference on Weights and Measures since 1875.

20th century
France crowning Art and Industry, by Élias RobertThe sculpture group France crowning Art and Industry was installed in the lower part of the park in 1900.
Many thousands of trees in the park were knocked down or badly damaged in a storm on 26 December 1999, but restoration work continues.
Elisabeth de Vaudey
Elisabeth le Michaud d'Arcon de Vaudey (1773-1833) was famous for her affair with French Emperor Napoleon I, which was a cause of a violent scene between the Emperor and his wife Joséphine shortly before their coronation. Elisabeth de Vaudey was a member of the lower nobility, described by her contemporaries as "a very pretty woman, witty, a musician, with a nice voice, well educated, but also very much an intriguer."Thiebaud, J.-M. & Tissot-Robbe, G. Elisabeth le Michaud d'Arcon: Maitresse de Napoleon. (Yens sur Morges: Cabedita, 2006): "tres jolie personne, spirituelle, musicienne, voix sympathique, tres instruite, mais aussi tres intrigante." By another she is described as "charming, entirely graceful, entirely sweet, with a pretty face, very good teeth, admirable blonde hair, an aquiline nose (if a bit long, hooked and of plain character), a remarkable hand, a very small foot."

She was chosen to be a lady-in-waiting for the Empress Joséphine, and took her oath at the Château de Saint-Cloud on 1 July 1804. On 24 July, de Vaudey was with the Emperor on a trip to visit the waters of Aix-la-Chapelle to improve his fertility. On this trip, de Vaudey caught Napoleon's attention and became his favorite mistress at the time. The affair was tumultuous and short-lived, however, and was the scene for one of the most famous romantic episodes of Napoleon. Eventually Joséphine's jealously became aroused and she grew to suspect that the two were having an affair.

The letter in which Napoleon accepted the resignation of Mlle. de VaudeyOn 25 October of the same year, while Joséphine was in the salon entertaining guests at Saint-Cloud, through the window she saw de Vaudey quickly leave her apartment. She suspected something, and after telling her confidant Mme. de Rémusat her plans, she went to Napoleon's chamber only to find him absent. There was a small staircase which led from Napoleon's room to a small apartment on the higher level and after climbing the staircase Joséphine heard the two of them talking, and even mentioning Joséphine's name. Joséphine froze and then knocked on the door and ordered them to open it. After a long delay, the door was opened, with the room in obvious disarray. De Vaudey broke into tears. Napoleon, who had experienced the jealousy of his wife on previous occasions, was red with anger. Joséphine, although she feared the consequences, lashed out at the two of them with fierce remonstrances. Before Napoleon could respond, she left quickly and returned to the salon in a state of anxiety. Soon after, Napoleon approached her in her bedchamber and gave vent to his fury. He said he was sick of her spying on him, and was going to divorce her and marry a woman who could give him an heir. The threat was too much for Joséphine and she broke down. Napoleon's anger was only abated after his adopted daughters soothed him and encouraged him to reconcile with their mother. Eventually the two made up, and only a few weeks later were crowned Emperor and Empress by Pope Pius VII at Notre-Dame Cathedral. Mme. de Vaudey meanwhile had fled the palace that same day and was soon ordered by Napoleon to resign her post. The official reason was that she was a terrible spendthrift, and was constantly in debt due to her insatiable appetite for shopping and "having fun" and always looked to the Imperial treasury to provide her with funds.

Although this is true, one cannot mistake the timing of this episode, and it is likely that the affair of 25 October contributed no small part in her departure. De Vaudey submitted her resignation letter to Joséphine, but without "going into any details", as she was ordered to do. She lost her title and imperial allowance on 29 October 1804 (7 brumaire, an XIII).



The letter in which Napoleon accepted the resignation of Mlle. de Vaudey

donderdag 22 oktober 2009

M.me Campan (1752-1822)


Jeanne-Louise-Henriette Campan, born Henriette Genet (2 October 1752, Paris - 16 March 1822, Mantes) was a French educator and lady-in-waiting to Queen Marie Antoinette before and during the French Revolution. Her father, whose name was Genest, was first clerk in the foreign office, and, although without fortune, placed her in the most cultivated society. At the age of fifteen she could speak English and Italian, and had gained so high a reputation for her accomplishments as to be appointed reader to the three daughters of Louis XV. At court she was a general favorite, and when she bestowed her hand upon M. Campan, son of the secretary of the royal cabinet, the king gave her an annuity of 5000 livres as dowry. She was soon afterwards appointed first lady of the bedchamber by Marie Antoinette; and she continued to be her faithful attendant until she was forcibly separated from her at the storming of the Tuileries on 10 August 1792.

Madame Campan survived the dangers of the Terror, but after the 9th of Thermidor finding herself almost penniless, and being thrown on her own resources by the illness of her husband, she bravely determined to support herself by establishing a school at St Germain. The institution prospered, and was patronized by Hortense de Beauharnais, whose influence lead to the appointment of Madame Campan as superintendent of the academy founded by Napoleon at Écouen for the education of the daughters and sisters of members of the Legion of Honor. This post she held until it was abolished at the restoration of the Bourbons, when she retired to Mantes, where she spent the rest of her life amid the kind attentions of affectionate friends, but saddened by the loss of her only son, and by the calumnies circulated on account of her connexion with the Bonapartes.

She died in 1822, leaving valuable Mémoires sur la vie privee de Marie Antoinette, suivis de souvenirs et anecdotes historiques sur les règnes de Louis XIV.-XV. (Paris, 1823); a treatise De l'Education des Femmes; and one or two small didactic works, written in a clear and natural style. The most noteworthy thing in her educational system, and that which especially recommended it to Napoleon, was the place given to domestic economy in the education of girls. At Écouen the pupils underwent a complete training in all branches of housework.

Flûte à champagne de la reine Hortense de Beauharnais épouse en 1802




Flûte à champagne de la reine Hortense de Beauharnais épouse en 1802, de Louis Bonaparte, devenue Reine de Hollande en 1806
et Mère du futur Napoléon III.

Vernieuwingen onder bewind Napoleon

Gedurende het bewind van Napoleon werden veel bestuurlijke en nuttige vernieuwingen in het door Frankrijk beheerste gebied ingevoerd. Nadat de Franse legers verdreven waren, bleven in de vroegere Franse gebieden veel van deze vernieuwingen toch gehandhaafd omdat deze hun nut ondertussen bewezen hadden:
. We rijden in Europa rechts.
. In het gehele gebied werden dezelfde maten en gewichten zoals de kilo, de meter en de liter ingevoerd; oude lokale maten werden afgeschaft.
. Een gestandaardiseerd bevolkingsregister werd ingevoerd: de Burgerlijke stand. Mensen moesten een definitieve achternaam opgeven. Voorheen waren achternamen veelal plaatselijke bijnamen of stond men bekend als 'de zoon/dochter van X'. Veel mensen wilden hieraan eigenlijk niet meewerken en gingen er van uit dat deze achternamen na de ondergang van Napoleon weer zou worden afgeschaft. Sommigen kozen daarom 'ludieke' namen als Naaktgeboren of Poepjes en zadelden hun nakomelingen zo onbedoeld met een vreemde achternaam op.
. Veel (burgerlijke) wetgeving stamt uit deze tijd, (zie de Code Napoleon). Sommigen vonden de Code Napoleon, het Franse burgerlijk recht, een enorme verbetering ten opzichte van het eigen lokale recht. Het nieuwe wetboek schiep immers een rechtstaat waarin alle onderdanen gelijk zijn voor de wet, en waarin de rechtspraak openbaar is. Tegenstanders vonden dat Napoleon geen rekening hield met de zo verschillende lokale gewoonten en afspraken. Invoering van de dienstplicht riep eveneens weerstand op, zeker toen de vraag naar soldaten door de maar voortdurende oorlogen toenam.
. De maatschappelijke standen werden afgeschaft en hiermee tevens de speciale voorrechten en privileges van de geestelijkheid en de aristocratie. Dezen hadden voortaan dezelfde rechten en plichten als de burgerij.
. Veel versnipperde kleine staatjes, vorstendommen en heerlijkheden werden samengevoegd tot grotere overzichtelijke eenheden zoals in het gebied van het aloude Heilige Roomse Rijk waar vele kleine vorstendommen en staatjes bijeen gevoegd werden (Reichsdeputationshauptschluss). Een voorbeeld was de nieuwe Rijnbond. In het gebied van Nederland werd in deze tijd het departement van de Neder-Maas gevormd: de latere provincie Limburg in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Dit bestond voorheen uit talloze versnipperde gebiedjes en heerlijkheden.
. Onderwijs en gezondheidszorg werden beter geregeld en beter toegankelijk gemaakt voor de gewone burgers.
. Carrièremogelijkheden voor iedereen in overheidsbestuur en leger (de hogere functies hierin waren voorheen bijna uitsluitend het terrein van de aristocratie) omdat vanaf Napoleon iemands capaciteiten belangrijker werden dan iemands afkomst.

Marie Walewska



Warsaw, January, 1807.

Letter 1:
I saw no one but you, I admired no one but you, I want no one but you.
Answer me at once, and assuage the impatient passion of N.

Letter 2:
Didn't you like me, Madame? I had reason to hope you might .... Or perhaps I was wrong.
Whilst my ardour is increasing, yours is slackening its pace.
You are mining my repose!
Ah! grant a few moments' pleasure and happiness to a poor heart that is only waiting to adore you.
Is it so difficult to let me have an answer? You owe me two.
N.

Letter 3:
There are times - I am passing through one now - when hope is as heavy as despair.
What can satisfy the needs of a smitten heart, which longs to throw itself at your feet, but is held back by the weight of serious considerations, paralysing its keenest desires?
Oh, if only you would!...
No one but you can remove the obstacles that keep us apart.
My friend Duroc will make it quite easy for you. Ah! come! come! You shall have all you ask.
Your country will be dearer to me, once you have had pity on my poor heart.
N.

Letter 4:
Marie, my sweet Marie, my first thought is of you, my first desire is to see you again.
You will come again, won't you? You promised you would.
If you don't, the eagle will fly to you! I shall see you at dinner - our friend tells me so.
I want you to accept this bouquet: I want it to be a secret link, setting up a private understanding between us in the midst of the surrounding crowd.
We shall be able to share our thoughts, though all the world is looking on.
When my hand presses my heart, you will know that I am thinking of no one but you; and when you press your bouquet, I shall have your answer back!
Love me, my pretty one, and hold your bouquet tight!
N.

The Beauharnais Emeralds Earrings























Hortense Eugénie Cécile Beauharnais was the daughter of Josephine Tascher de la Pagerie and Alexandre, the Vicomte de Beauharnais. The Vicomte was executed during France's reign of terror. Josephine married Napoleon Bonaparte who would gift his step-daughter Hortense an emerald suite that became known as the Beauharnais collection. It was fit for a Queen as Hortense became Queen Consort of Holland as the wife of Louis Bonaparte, King of Holland.

Ingres





Ingres painted this portrait two years before Napoleon I was on His Imperial Throne. After Bonaparte and his wife, Josephine de Beauharnais, toured the northern departments of France in 1803, it was decided that portraits of the First Consul should be sent to five towns in the region to remind citizens of their loyalty to the new regime. Five artists-the young Ingres, Marie-Guilhemine Benoist, Jean-Baptiste Greuze, Robert Lefèvre, and Charles Meynier-ultimately received commissions from the minister of the interior to paint full-length portraits of Bonaparte. Ingres's painting, destined for Liège, in present-day Belgium, shows the First Consul pointing to an August 1803 decree that designated 300,000 francs for the reconstruction of that city, which had been partially destroyed by Austrian troops nine years earlier. As with the imperial portrait, it is unlikely that Bonaparte posed for Ingres.




 
Bonaparte as First Consul
Napoleon I on His Imperial Throne


 

Alexandre de Beauharnais

Na een heel gewone opvoeding werd Joséphine wiens jeugdnaam Yeyette was binnen de familiekring, klaar gestoomd voor het instituut huwelijk. Een 'formaliteit' die in die periode niet leek op was het hedentendage is. Uitsluitend het verwekken van nazaten stond op het programma. Al het andere deed er niet toe. Daarom wat het ook heel gewoon dat manlief er een concubine op nahield. Via haar Tante Edmée Tascher de la Pagerie, die getrouwd was met Renaudin, arrangeerde men een huwelijk met stiefzoon Alexandre de Beauharnais. Het huwelijk was bepaald niet gelukkig. Alexandre, een Generaal in het Franse leger vond Joséphine maar onderontwikkeld en ergerde zich daar dood aan. Marie-Rose, zoals Joséphine vanaf haar trouwen werd genoemd, had nimmer die opleiding gekregen die haar man Alexandre wel werd toegekend. Daardoor was het verschil in inzicht bepaald niet onaanzienlijk.

Marie-Rose voelde zich op haar beurt grondig verwaarloosd door de Generaal en zocht haar heil bij kennissen en vrienden die haar wel waardeerden. Toch werden uit dit huwelijk twee kinderen geboren. Dochter Hortense en zoon Eugène. Deze kinderen groeiden, dankzij de inspanningen van moeder Joséphine, voorspoedig op.Het huwelijke tussen Josèphine en haar man werd slechter en slechter. Debet daaraan was ook de stokerij van de vriendin van Alexandre, Laure de Girardin. Zij zorgde voor het gerucht dat de Generaal twijfelde aan het feit of Hortense wel zijn dochter was en niet die van een ander. Marie-Rose nam dit hoog op en zij verliet het huis van de Beauharnais. De rechter kwam eraan te pas en haar eis voor scheiding tussen tafel en bed met alimentatie werd ingewilligd. Temeer daar Alexandre de vermeende ontrouw van zijn vrouw niet kon bewijzen.
Marie-Rose mocht voortaan haar eigen financiële zaken behartigen. Zoon Eugène bleef tot zijn vijfde levensjaar bij haar en dochter Hortense werd haar toegewezen. Het einde van Alexandre de Beauharnais was nu niet bepaald iets dat met trots in de annalen van de Franse geschiedenis kon worden bijgeschreven. Op 14 juli 1794 brak de overbekende Franse Revolvutie uit. U weet wel Liberté, Egalité en Fraternité (Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap) waren woorden die in die periode te pas en te onpas door de bevolking en haar leiders werden gebruikt om tegenstander op te ruimen. Niet alleen Koning Louis XVI werd hiervan het slachtoffer maar ook talloze Edelen. Ook onder de legertop vielen slachtoffers, waaronder Generaal Alexandre de Beauharnais. Hij werd ervan beschuldigd bij de slag van Mainz (1793) zijn troepen, het zogenaamde Franse Rijnleger, opzettelijk te laten capituleren. De Nationale Conventie besloot dat daarvoor zijn kop eraf moest en alzo geschiedde dat op 23 juli 1974.

woensdag 21 oktober 2009

1809 Lettre Josephine a Napoleon

Souvenir de la Malmaison


Her synonym says it all-one of the most beautiful of all roses.
Her fragrance is refined-like an expensive perfume.
This rose comes in two forms-the bush and a climber.
The climber is a sport of the bush form and was introduced by
Charles Bennett in 1893.
I have grown both forms.
In Perth the bush form bloomed with equal repeat to any Hybrid Tea.
I grow the climber here in Melbourne and repeat is good.
A very favourite rose.

Malmaison

Château Malmaison is een Frans landhuis gelegen in de buurt van Parijs in de regio Île-de-France. Het is vooral bekend als de woning van Napoleon I en zijn vrouw Joséphine de Beauharnais. Het museum Musée des châteaux de Malmaison et de Bois-Préau maakt deel uit van de Réunion des musées nationaux.
Geschiedenis
In de zesde eeuw stond op de plaats van het huis al een koninklijke villa, met de naam mala-mansio, die eigendom was van een zoon van de Frankische koning Clovis I. In het begin van de 17e eeuw werd het landhuis zoals wij dat nu kennen gebouwd.

De echtgenote van Napoleon I, de latere keizerin Joséphine de Beauharnais woonde er in de buurt. Zij besloot het huis te kopen. Ten tijde van de aankoop in april 1799 was Napoleon nog gewoon generaal en op veldtocht in Egypte. Joséphine kocht het huis voor 300.000 geleende francs en had daarmee de verwachte buit uit Egypte alvast uitgegeven. Napoleon was na terugkomst not amused want het pand moest ook nog dringend gerenoveerd worden. Malmaison is Frans voor slecht huis.

In december 1799 kwam Napoleon via een staatsgreep aan de macht. Hij was nu in staat om de lening af te betalen en woonde samen met Joséphine in Malmaison. Feitelijk was Napoleon nu eigenaar van de woning. Officiële zaken handelde hij af in de Tuilerieën. Bij de zeldzame gelegenheden dat Napoleon in de Nederlanden verbleef woonde hij in het Kasteel van Laken


The Salon Doré in the Château Malmaison

De Rozenkeizerin
Toen Napoleon, om politieke redenen, in 1809 van Joséphine scheidde schonk hij haar Malmaison. Zij kreeg verder een jaargeld van 5 miljoen francs en had nu voldoende financiële middelen om het huis op te knappen.

Door de architecten Charles Percier en Pierre Fontaine werd het landhuis compleet herbouwd. Vooral de Rozentuin van Malmaison, waar alle in die tijd bekende rozen stonden, is tot op de huidige dag befaamd. De schilder Pierre-Joseph Redouté gebruikte de rozen als onderwerp voor zijn schilderijen en Joséphine verdiende er haar eretitel, de Rozenkeizerin, mee.
Op Malmaison ontving ze een aantal prominenten, zoals de latere keizers Napoleon III van Frankrijk (haar kleinzoon), tsaren Alexander I en Nicolaas I van Rusland en Wilhelm I van Duitsland.



The Council Room.

It was on this spot on the first floor that Napoleon had his bedroom. The present state of the room dates back to the opening of the apartment to the public in 1969. The bed (Jacob-Desmalter, 1806) was Eugène de Beauharnais's in the Tuileries and the remaining furniture (Jacob-Frères) comes from the First Consul's office in the Tuileries and his bedroom in Saint-Cloud. The seats are covered with yellow cashmere bordered with black galloons so as to match the description in the Inventory of 1814. The Victory on the guéridon that which held the statue of the emperor at the top of the Vendôme column.

Na Joséphine
Na haar dood in 1814 erfde haar zoon uit haar eerste huwelijk Eugène de Beauharnais Malmaison. Na de Slag bij Waterloo woonde Napoleon op Malmaison, in afwachting van zijn verbanning naar Sint-Helena.

De weduwe van Eugène verkocht Malmaison in 1828 aan de Zweedse bankier Jonas Hagerman. In 1842 kwam het huis in bezit van koningin Christine van Spanje, weduwe van Koning Ferdinand VII, die er ging wonen om het vervolgens in 1861 aan Napoléon III, de kleinzoon van Joséphine, te verkopen.

Tijdens en na de Frans-Duitse Oorlog van 1870 werd het gebouw beschadigd. Onder ander door dat er soldaten gehuisvest waren. In 1877 verkocht de staat het aan een makelaar die de grond rond om het huis verkavelde en stukjes grond verkocht. In 1896 kocht Daniel Iffla Osiris het kasteel met het dan nog maar 6 ha grote park.

Sinds 1904 is Malmaison eigendom van de Franse staat en is er een museum ter nagedachtenis aan Napoleon (en Joséphine) gehuisvest.

This painting/postcard by Edwin Foley is of Napoleon's office at Malmaison.


Malmaison





































Op Château Malmaison bij Parijs, het buitenverblijf van keizerin Joséphine de Beauharnais, staat het mooiste empirebed dat ik ken. Met haar verfijnde smaak en geroemde elegantie schiep Joséphine een droomvertrek bekleed met karmozijnrode draperieën waarmee de roomkleurige gordijnen van haar bed prachtig contrasteren. Keizer Napoleon liet de wanden van zijn slaapkamer behangen met geplooid doek, dat aan een legertent doet denken.



http://www.historisch-toerisme-bureau.nl/artikelen/hemelsebedden.htm

Joséphine de Beauharnais



Marie Josèphe Rose "Joséphine" (Les Trois-Îlets, Martinique, 23 juni 1763 – Rueil-Malmaison, Frankrijk, 29 mei 1814), was de dochter van Joseph-Gaspard de Tascher en Rose-Claire des Vergers de Sanois.

Haar familie verloor financieel gezien heel erg veel na de orkaan in 1766 die hun huis verwoestte. Joséphines tante Edmée was de maitresse van François, Vicomte de Beauharnais. Toen het slechter begon te gaan met zijn gezondheid, regelde Edmée een huwelijk met François' zoon Alexandre en Joséphines jongere zus Catherine-Désirée omdat het geld dan in de familie zou blijven. Maar Catherine-Désirée stierf op 16 oktober 1777 op 12-jarige leeftijd en haar plek werd ingenomen door Joséphine.

In oktober 1779 ging Joséphine met haar vader naar Europa. Op 13 december 1779 trouwde ze met Alexandre de Beauharnais. Ondanks het feit dat hun huwelijk niet bijzonder gelukkig was, hadden ze twee kinderen:

Eugène Rose (3 september 1781 - 21 februari 1824)
Hortense Eugénie Cécile (10 april 1783 - 5 oktober 1837)
Op 2 maart 1794, tijdens de Terreur, dat deel uit maakte van de Franse Revolutie, werd haar man gearresteerd. Hij werd gevangen gehouden in de gevangenis van Carmes. Omdat Joséphine zijn vrouw was en dus dicht bij hem stond, werd zij op 21 april 1794 ook gearresteerd. Joséphine had een hond, een mopshond, genaamd Fortune, die geheime boodschappen naar haar man en terug bracht toen ze in de gevangenis zaten.

Dankzij Maximilien Robespierre en Jean-Lambert Tallien werd ze op 28 juli 1794 weer vrijgelaten. Haar man Alexandre stierf in 1794. Door zijn slechte verdediging tijdens het proces werd hij als verdachtte veroordeeld tot de doodstraf. Hij stierf op 23 juli 1794 samen met zijn broer Augustin door onthoofding op Place de la Révolution in Parijs. In juni 1975 mocht Joséphine door de nieuwe wet de resten van haar man opeisen.

Op 9 maart 1796, twee jaar na de dood van haar man, trouwde ze met Napoleon Bonaparte. Tot nu was haar naam "Rose" geweest, maar omdat Napoleon een hekel aan die naam had, begon hij haar Joséphine te noemen. Joséphine was een naam afgeleid van haar tweede naam "Josèphe". Joséphine nam die naam ook aan.

Twee dagen na de bruiloft vertrok Napoleon om de Franse troepen in Italië te leiden. Ondanks dat hij in Italië zat, stuurde hij haar veel romantische brieven. Veel van deze brieven zijn intact gebleven, maar er zijn maar weinig gevonden brieven van Joséphine gevonden. In februari 1797 schrijf hij: "You to whom nature has given spirit, sweetness, and beauty, you who alone can move and rule my heart, you who knows all too well the absolute empire you exercise over it!"

Joséphine, minder verliefd dan Napoleon, zou volgens roddels in 1796 een affaire zijn begonnen met een Charles. Niemand weet of dat echt zo was of niet, maar wat wel bekend is, is dat Napoleon gekwetst en boos was door de roddels en het zijn liefde voor Joséphine volledig heeft veranderd.

Tijdens de Egyptische campagne in 1798, begon Napoleon een van zijn vele affaires met Pauline Bellisle Foures, de vrouw van een officier die bekend werd als "Napoleons Cleopatra". De relatie tussen Joséphine en Napoleon was hierna nooit meer hetzelfde. Zijn brieven werden minder liefdevol. Napoleon bleef affaires hebben. In 1804 zei hij: "Power is my mistress." ("Macht is mijn maîtresse").

Vlak voor de kroning van Napoleon en Joséphine tot Keizer en Keizerin van Frankrijk in 1804, vond er een incident plaats in Château de Saint-Cloud dat er bijna voor zorgde dat hun huwelijk veranderde in een scheiding. Joséphine had haar man in de kamer van haar hofdame Elisabeth de Vaudey betrapt. Napoleon dreigde met een scheiding als Joséphine niet voor een troonopvolger zorgde. Dit was onmogelijk, want Joséphine was onvruchtbaar. Maar door de hulp van Joséphines dochter Hortense, werd het weer bijgelegd en werden ze samen tot Keizer en Keizerin van Frankrijk gekroond.

Toen het duidelijk werd dat ze niet vruchtbaar waren, ging Joséphine ermee akkoord te scheiden zodat Napoleon kon hertrouwen in de hoop op een troonopvolger. Ze scheidde op 10 januari 1810 en op 11 maart 1810 trouwde Napoleon met Marie Louise van Oostenrijk. Zij kregen inderdaad een zoon, die later bekend zou worden als Napoleon II van Frankrijk.

Na de scheiding leefde Joséphine in Château de Malmaison, dichtbij Parijs. Napoleon zei tegen een vriend tijdens ballingschap dat hij echt van Joséphine had gehouden, maar haar niet gerespecteerd had. Ondanks de vele affaires, de scheiding en het feit dat Napoleon was hertrouwd, waren zijn laatste woorden: "Frankrijk, het leger, het hoofd van het leger, Joséphine."

Bataafse Republiek

































De inval
In de winter van 1794-1795 trokken de Franse troepen over de bevroren rivieren de Republiek binnen. De Fransen slaagden er makkelijk in om de macht van de zittende Oranjegezinde regenten over te nemen. De naam van de Republiek werd veranderd in Bataafse Republiek. De Republiek werd genoemd naar de Bataven, een Germaanse stam die ten tijd van Julius Caesar de Nederlandse delta bewoonde. Gedurende de vroegmoderne tijd werden deze Bataven steeds meer gezien als voorouders van de inwoners van de Zeven Provinciën.

Na de Franse inval sloten de Patriotten een verdrag met Frankrijk waarbij Nederland 'zelfstandig' zou blijven. Op 16 mei 1795 werd in Den Haag het verdrag ondertekend door de Franse gezanten Siéyès en Reubell.

Nederland moest een schadeloosstelling van 100 miljoen gulden betalen
De Fransen kregen het vrije gebruik van de haven van Vlissingen en ze mochten in die stad een garnizoen legeren. Maastricht, Venlo en Zeeuws Vlaanderen moest worden afgestaan aan de Fransen. Nederland werd verplicht om een bezettingsmacht van 25.000 Franse militairen te onderhouden. Maar dit liep helemaal uit de hand: want er kwamen veel meer Franse militairen: 200.000 ! Zij kwamen naar ons land om op te knappen en op krachten te komen. Elke keer als er uitgehongerde Franse Legionairs in de Nederlanden op krachten waren gekomen, gingen ze terug naar Frankrijk. De volgende lading soldaten stond dan alweer klaar . Het onderhoud van de soldaten was erg duur. Ook de schadeloosstelling van 100 miljoen gulden was een hoge prijs voor het houden van de zelfstandigheid terwijl ons land maar een budget van 40 miljoen gulden per jaar had. (Het bedrag is dan ook nooit helemaal betaald aan de Fransen)

Politieke veranderingen
In tegenstelling tot in Frankrijk werden de revolutionaire veranderingen relatief vreedzaam doorgevoerd. Het land was al tweehonderd jaar een republiek, en had dan ook maar weinig edelen. De Oude Republiek was echter ineffectief. De provincies hadden enorm veel macht, waardoor het maken van beslissingen soms jaren kon duren, als de beslissingen al gemaakt werden. De Bataafse Republiek maakte dan ook de overgang naar een meer gecentraliseerde regering. Deze veranderingen werden na de val van de Republiek behouden.

Ook in tegenstelling kreeg de nieuwe Republiek geen terreurregime, in Frankrijk uitgeoefend door Robespierre. De Republiek werd zelfs een soort vroege democratie. De Nationale Vergadering, de eerste Nederlandse volksvertegenwoordiging, kwam op 1 maart 1796 voor de eerste maal in zitting bijeen.

Oostenrijk, Rusland en Engeland wilden verhinderen dat de Fransen te veel invloed in Europa kregen en bedachten een plan voor een aanval tegen Frankrijk en de Bataafse Republiek (= Nederlanden). Noord Nederland werd door de Russen en Engelsen binnen gevallen. De Franse Generaal Brune versloeg ze echter bij Castricum, Hoorn, Alkmaar en Medemblik.

Er was veel armoede: bedelarij, landloperij, alcoholisme
De handel was achteruit gegaan omdat Engeland de overzeese gebieden als oorlogsbuit beschouwde
Met de economie ging het slecht, omdat er 230 miljoen gulden was gebruikt voor betalingen aan Frankrijk en het onderhoud van Franse soldaten.
Gelukkig ging het met de landbouw wel goed, de oogsten waren heel goed na 1795.
Bataafs Gemenebest
De Bataafse Republiek werd het Bataafse Gemenebest en er kwam ook een nieuwe regering: Het Staatsbewind. Deze nieuwe regering was Oranjegezind. Inmiddels was Napoleon Bonaparte keizer geworden en hij zag dat het slecht ging met de Bataafse Republiek. Daarom besloot hij om maatregelen te nemen.
Napoleon onderhandelde in Parijs met Rutger Jan Schimmelpenninck in 1804. Daaruit kwam een nieuwe Grondwet. Aan het hoofd van de Staat stonden nu de Raadpensionaris en een Wetgevend Lichaam, dat mocht meebeslissen over Wetsvoorstellen.

Er kwamen veel veranderingen:
Een nieuwe Belastingwet (belasting op zout, zeep, turf, graan, meel , vlees en
alcoholische dranken)
Grondbelasting
Personele belasting (op bedienden)
Patentbelasting
Een nieuwe Onderwijswet: Openbare scholen kregen overheidssteun en er kwamen inspecteurs voor het onderwijs. Ook werd het verplicht voor onderwijzers om een opleiding te volgen voor onderwijzer. (Meer informatie over het onderwijs vindt je hier(link naar onderwijs)
Bestrijding Veepest
Onderhoud van de dijken etc.
Schimmelpenninck mocht maar een jaar Raadpensionaris zijn, want op 5 juni 1806 benoemde Napoleon zijn broer Lodewijk Napoleon tot koning van het Koninkrijk Holland. Hiermee eindigde het Bataafse Gemenebest.

Koning van Holland Lodewijk Napoleon



Louis Bonaparte werd in 1778 te Ajaccio (Corsica) geboren als jongste broer van Napoleon Bonaparte. Hij studeerde aan de Franse militaire school te Châlons-sur-Marne. Evenals als zijn broer Napoleon neemt hij deel aan de Franse bezetting van Italië (1796-97) en Egypte (1798-99). In 1806 wordt hij door Napoleon uitgeroepen tot Koning van Holland. De bedoeling van Napoleon was duidelijk: hij wilde vazalstaten creëren. Op het hoogtepunt van zijn macht worden er vier Europese tronen bezet door familieleden van Napoleon.
Lodewijk Napoleon was getrouwd met Hortense de Beauharnais, de stiefdochter van Napoleon. Ze kregen drie zonen: Napoléon Charles Bonaparte (de latere Napoleon III), Napoléon Louis Bonaparte, en Louis Napoléon Bonaparte die 9 dagen na zijn geboorte overleed. Het huwelijk, dat gearrangeerd was door Napoleon, was verre van gelukkig. Zowel Lodewijk als Hortense waren actief buiten de echtelijke sponde. Zo heet het dat Louise Aubry d'Arancey, die in 1809 werd geboren als dochter van Johanna Hester Smith (een hofdame van Lodewijk Napoleon) en Antoine Aubry d'Arancey, een onwettig kind is van Lodewijk. Lodewijk was erbij toen de kleine Louise werd gedoopt. Ook haar voornaam en haar latere welstand (hoewel haar echtgenoot geen noemenswaardig kapitaal bezat), doen dit vermoeden. Ook Hortense had minnaars en buitenechtelijke kinderen.

Lodewijk Napoleon werd verrassend hartelijk ontvangen in Den Haag. Dit hield verband met een aantal omstandigheden. In de eerste plaats was er geen sprake van een abrupte omwenteling. Aan het einde van de achttiende eeuw hadden de stadhouders reeds een quasi-monarchaal gezag verworven en het volk had onder Schimmelpenninck kunnen wennen aan het eenhoofdige gezag. Op de tweede plaats was ex-stadhouder Willem V juist overleden. Zijn volgelingen waren daardoor van hun eed van trouw ontslagen. Een pikante bijzonderheid is dat de actie van Keizer Napoleon, om zijn jongste broer 'Koning van Holland' te maken wel enige staatsjuridische grond had. Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, zoon van overleden Erfstadhouder Willem V (de latere Koning Willem I dus!) had namelijk in 1801 zijn erfelijke rechten op het Stadhouderschap van de Nederlanden verkocht aan Napoleon. Ten derde was men opgelucht dat de voormalige Republiek niet ingelijfd was bij Frankrijk want dit zou ten koste zijn gegaan van de door de Hollanders zo gekoesterde onafhankelijkheid.

Lodewijk Napoleon arriveert in Amsterdam 1806.











Lodewijk Napoleon bouwde verder op de bestuurlijke verworvenheden van de Bataafse Republiek en de regering van Schimmelpenninck. Zo maakte hij dankbaar gebruik van het voortreffelijk functionerende bestuursapparaat dat de bekwame regering van Schimmelpenninck had achtergelaten. Lodewijk droeg echter zelf ook een steentje bij. Hij voerde onder andere een uniforme munt in, wat het innen van belastingen vergemakkelijkte en liet een voor die tijd zeer humane versie van het Wetboek van Strafrecht samenstellen en zette zich in voor verbetering van de gezondheidszorg en het onderwijs. Ook op het culturele vlak heeft hij zijn sporen nagelaten. Hij nam initiatieven tot de oprichting van de Koninklijke Bibliotheek en van een nationaal museum. Op 15 september 1809 opende dit Koninklijk Museum zijn deuren in het Amsterdamse Paleis op de Dam. Deze voorloper van het Rijksmuseum was gebaseerd op de collectie van de in 1800 geopende Nationale Konst-Gallerij in Den Haag. Lodewijk ontpopte zich als een ware maecenas en kocht binnen korte tijd enkele vermaarde collecties voor het museum. Bovendien stimuleerde hij de eigentijds kunst door het organiseren van een expositie van levende meesters en het toekennen van prijzen.
Tijdens zijn korte regering werd Lodewijk steeds populairder. Deze populariteit dankte hij in grote mate aan zijn snelle reactie bij diverse rampen die het Koninkrijk teisterden. Hij hielp mee bij de rampbestrijding en de slachtofferhulp. Zo bezocht hij in 1809 de Betuwe na een overstroming en verstrekte hij financiële hulp aan de slachtoffers. Ook werd het door de Hollanders bijzonder gewaardeerd dat hij weigerde mee te werken aan de dienstplicht en het Continentale stelsel. Het in 1806 afgekondigde 'Continentale stelsel' behelsde een blokkade op de handel van Engeland met andere Europese staten. Dit zou desastreus zijn geweest voor de Nederlandse economie, ware het niet dat Koning Lodewijk veel vrijstellingen verleende en nauwelijks toezicht hield op de naleving. Pas in 1808 sloot hij bijvoorbeeld de havens af voor schepen die niet uit landen van de bondgenoten komen.
In 1810 werd het Koninkrijk Holland, mede vanwege deze weigeringen, geannexeerd door Frankrijk. In maart 1810 doen Franse douaniers hun intrede en worden Zeeland, Brabant en Limburg bij Frankrijk ingelijfd. Koning Lodewijk Napoleon bezwijkt onder de grote druk en op 1 juli tekent hij afstand van de troon. Op 9 juli wordt per decreet het Koninkrijk Holland bij Frankrijk ingelijfd en viel voortaan rechtstreeks onder het bewind van keizer Napoleon Bonaparte I. Na zijn aftreden als koning verblijft Lodewijk Napoleon meestentijds in Italië. Hij overlijdt in 1846.
In de traditionalistische verouderde geschiedschrijving van de 'vaderlandsche geschiedenis' heeft men geprobeerd om Lodewijk Napoleon uit onze geschiedenis 'weg te schrijven'. Moderner historisch onderzoek levert echter waarderende beoordelingen van hem op. Op de populariteit die Lodewijk Napoleon als koning verworven had, kon Willem I zijn bewind bouwen. Zonder Lodewijk Napoleon was de monarchie in Nederland nooit zo populair geworden!

Hortense – De vergeten koningin van Holland.


Hortense de Beauharnais (1783-1837), echtgenote van de Hollandse koning Lodewijk Napoleon, is volgens Thera Coppens (1947) langdurig miskend. Dat was voor haar de belangrijkste reden om een boek over de vergeten koningin van Holland te schrijven. ‘Dat kun je toch niet overslaan?’ Door Wim Wirtz

Op de vloer, vlak voor een van de uitpuilende boekenkasten in haar werkkamer, ligt een lange rij boeken met papiertjes tussen de bladzijden. Thera Coppens wijst ernaar met een machteloos gebaar. ‘Dit is een deel van wat ik voor mijn boek heb gebruikt. Ik weet gewoon niet meer waar ik het allemaal laten moet.’ Op haar computerscherm tussen ferme stapels paperassen prijkt het verstilde portret van een charmante Hortense, de hoofdpersoon van haar nieuwe boek.

Hortense de Beauharnais (1783-1837) was de dochter van Joséphine, gemalin van keizer Napoleon Bonaparte en weduwe van de geguillotineerde Alexandre de Beauharnais. Stiefvader Napoleon huwelijkte Hortense uit aan zijn broer Lodewijk Napoleon, die van 1806 tot 1810 als een verlicht en betrokken vorst (‘Lodewijk de Goede’) over Nederland regeerde.

Het was een slecht huwelijk. Lodewijk (‘Lamme Loetje’, vanwege een trekkend been) toonde zich een jaloers en argwanend echtgenoot, die zijn Hortense zoveel mogelijk probeerde weg te houden van andere mannen en van een dreigende volkse populariteit, en die haar naam liet bevuilen omdat hij bang was in haar schaduw ten onder te gaan. Zo kreeg Hortense het imago van een lichtzinnige vorstin die absoluut niet geïnteresseerd was in het wel en wee van Holland en de Hollanders, maar die het liefst in Frankrijk verbleef om pret te maken met haar adellijke vrienden. Thera Coppens laat een spotprent zien uit 1810. ‘Kijk, hier heeft iemand haar getekend als hoer, met een krolse kat op de grond, en hier de kop van Napoleon die naar haar blote billen staat te kijken, terwijl ze een boek van markies De Sade in haar handen houdt. Dat was het beeld: ze pleegt overspel, en ze heeft het niet leuk in Holland.’


Het was een miskenning van Hortense, die volgens de schrijfster tot op de dag van vandaag heeft voortgeduurd. Voor Thera Coppens was dat de belangrijkste reden om een boek over haar te schrijven, Hortense – De vergeten koningin van Holland, dat vandaag verschijnt. ‘Er zijn enorm foute opvattingen over haar, en er is in Nederland ook een enorme lacune in de geschiedschrijving over haar tijd. Als je bijvoorbeeld in Het Loo komt, dat toch een uitstekend museum is, dan zie je de geschiedenis tot 1795, de vlucht van stadhouder Willem V naar Engeland. En een meter daarna, verdorie, hangt Willem I, die in 1813 koning wordt. Maar daartussenin: niks – terwijl dat een ontzettend belangrijk tijdperk was, met nota bene de broer van Napoleon aan het bewind en Napoleon zelf die hier op bezoek is geweest. Dat kun je toch niet overslaan? Over Lodewijk Napoleon zijn wel gedenkschriften verschenen en boeken geschreven. Maar over Hortense was er niks. En ik heb echt alle bibliotheken afgezocht.’

In haar boek weeft Coppens de draden van de Franse en Hollandse 19de-eeuwse geschiedenis aaneen tot een meeslepend verhaal over de mensen die er in die tijd toe deden. Binnen de grote politieke en militaire lijnen van de napoleontische tijd schetst zij hun gedrag, hun relaties, karakters, stemmingen en hun belevenissen, alsof ze er zelf bij is geweest. Je ziet de gemoedstoestand van Napoleon plotseling omslaan van een ontspannen pose in een aanval van ontembare woede. Je ziet z’n affectie voor Hortense. Z’n boosaardige trekken of betraande gezicht. Je voelt z’n charisma. Je ziet een verlegen Lodewijk Napoleon staan stuntelen. Een verdrietige, gekrenkte Joséphine. Je voelt het optrekkende vocht van het Paleis op de Dam.

Hortense de Beauharnais komt in het boek naar voren als een aantrekkelijke, intelligente, sterke, kunstzinnige vrouw die aanvankelijk, diep ongelukkig, lijkt te berusten in haar door Napoleon en haar echtgenoot opgelegde beperkingen, maar die later een sturende invloed krijgt. In haar Hollandse tijd wordt ze van verschillende kanten, vooral door Napoleons zuster Caroline (Coppens: ‘Een superloeder’) en de minister van Buitenlandse Zaken Talleyrand, (‘een briljante schoft’), kwaadaardig en vals bejegend, maar ze blijft het meisje dat aardig gevonden wil worden en er steeds voor anderen wil zijn. Uit haar huwelijk met Lodewijk Napoleon komen drie kinderen voort, van wie er één jong overlijdt en een ander keizer Napoleon III zal worden. Na twaalf jaar laat ze zich van Lodewijk scheiden en kiest ze voor haar minnaar, Charles de Fahaut (bastaardkind van Talleyrand), met wie ze al een tijdje een buitenechtelijk kind heeft. Via allerlei buitenlandse omwegen gaat ze in ballingschap in het Zwitserse Slot Arenenberg aan de Bodensee, waar ze, 54 jaar oud, sterft.


Coppens heeft een indrukwekkende reeks boeken geschreven over machtige figuren uit de 16de eeuw, onder wie Willem van Zwijger, Maurits en Frederik Hendrik. Haar kennismaking met de Renaissance was ‘liefde op het eerste gezicht’, maar toen ze zich in de 19de eeuw begon te verdiepen merkte ze algauw dat er tussen die eeuw en haar favoriete tijdperk grote overeenkomsten bestonden: eenzelfde soort vrijheidsdrang – na de Verlichting – als na die benauwende Middeleeuwen.

Voor haar onderzoek naar Hortense maakte ze een lange mars door archieven, brieven, memoires en boeken in binnen- en buitenland. Ze bezocht Malmaison in Parijs, waar Hortenses moeder leefde, en Slot Arenenberg, het ballingsoord van Hortense. Daar kreeg ze toegang tot een klein archief, waarvan de conservator haar toevertrouwde: ‘Da gibt es noch ein Schachtel Briefe’ – en die zou haar zeker interesseren. De doos bleek te hebben toebehoord aan een kamerheer van Hortense, ‘en daar zaten aandoenlijke briefjes in van haar kinderen, en oude paspoorten en zo. Wat ik allemaal in m’n handen heb gehad, dat is fantastisch! Die briefjes van haar, echte briefjes!’

Haar grootste ontdekking in dat kleine Zwitserse archief was een gedicht van Lord Byron. ‘Het bleek dus dat die twee elkaar daar in dat slot hadden ontmoet. Byron was gefascineerd door die verbannen koningin. Zoals ook Hector Berlioz door haar gefascineerd was en over haar schreef. En Alexandre Dumas. Allemaal wilden ze weten wat er van zo’n vrouw was overgebleven na alle rampen die haar hadden getroffen.

‘Je moet natuurlijk kijken naar de tijd waarin het zich afspeelde. Het was de tijd van de romantiek, van de geëxalteerde gevoelens waaraan je je mocht overgeven. Er was geen rem, men wilde ook geen rem. Er was een sterk romantisch verlangen, en het was datzelfde romantische verlangen dat dichters en andere kunstenaars naar Slot Arenenberg bracht om Hortense te ontmoeten.’

In het boek is de geschiedenis van Hortense een geschiedenis die louter door mensen wordt gedragen. Soms lijkt het een ooggetuigeverslag van een auteur die alles van zeer nabij heeft waargenomen. Zijn het feiten of is het ook fantasie? Coppens: ‘Wat het karakter van Napoleon betreft heb ik alles van Frédéric Masson. Die heeft aan het eind van de 19de eeuw een boek over hem geschreven en tot in detail van ooggetuigen gehoord hoe die man was. Dus dat is niet verzonnen. Als ik dingen gefantaseerd heb, is het niet echt fantasie. Ik bedoel: als ik iemand een klap op zijn kop geef, zegt ie au. Zo’n reactie is zo vanzelfsprekend, dat je dat gerust kunt opschrijven zonder erbij te zijn geweest.

‘Het is vaak zo dat je op een andere manier, met een andere invalshoek, toegang wilt hebben tot een fase in de geschiedenis die alom bekend is. Ik zat bijvoorbeeld ontzettend aan te kijken tegen de kroning van Napoleon tot keizer. Ik had er gewoon geen zin in, want ik dacht: dat is al honderd keer beschreven. En dan loop ik door het archief van Rutger Jan Schimmelpenninck, de door Napoleon bewonderde Hollandse raadspensionaris, en dan kom ik die briefjes van hem tegen aan zijn vrouw waarin ie heel Hollands schrijft: ik doe morgen bij de kroning maar twee paar sokken aan, want het wordt koud in die kerk. En dan denk ik: goddank, dat heeft niemand, alleen ik, dus daar ga ik het in mijn boek over hebben.

‘Ik denk dat ik heel voorzichtig ben met fantaseren. Een voorbeeld is de situatie dat Hortense zeer tegen haar zin in het Paleis op de Dam woont en dat ze op een nacht een kanonschot hoort (dat later een klappend raam blijkt te zijn). Dan zegt ze: als het de Engelsen zijn, ben ik blij, want dan krijg ik een andere gevangenis, dan kom ik in de Tower, dat is beter dan hier. Ik vond dat te weinig, hoewel het wel veel zegt over de angst waarin ze leefde, met die beklemmende stilte van haar man om zich heen, de putlucht van dat paleis die ze alsmaar rook, er was geen tuin, en ze zat natuurlijk nog met haar kindje dat drie jaar eerder gestorven was. Toen wist ik dat ze aan die gothische horrorroman van Anne Radcliffe dacht, The Mysteries of Udolpho, in die tijd veelgelezen, over een deugdzaam meisje, Emily, met een creep van een man die haar in zijn kasteel heeft opgesloten, waar ze wordt bedreigd. Ik dacht: verdorie, ze heeft zich helemaal met dat verhaal geïdentificeerd! Of dat zo is, weet ik niet zeker, maar ik denk het wel, want het sluit perfect aan. Dus ik heb dat zo gebruikt.

‘Ik kan natuurlijk ook schrijven – en dat zou ik hebben gedaan als het een proefschrift was geweest: Hortense was toen en toen in het Paleis op de Dam, dit citaat komt uit haar memoires, de locatie waar ze zich bevond is in dat jaar gebouwd. Maar word je daar als lezer in meegesleurd? En voel je dan iets van de historie? Nee. Ik ga ervan uit: geschiedenis is een gemeenschappelijk erfgoed van mensen, het is uitsluitend de ervaring van mensen, dus het ís van alle mensen. En daar werk ik mee. Daar weef ik mijn verhalen mee in elkaar.’

LinkWithin

Related Posts with Thumbnails

Mode

Mode

Mode

Blogarchief

Totaal aantal pageviews